Ze stegen met haar luchtscheepje op en namen onder het voorbijgaan Manus in, van den boom, waar hij den zeeslag commandeerde. Nauwelijks was hij er in, of hij trok gezichten tegen de Aapmenschenkindertjes, die nu een wezenlijk kleine-kinderengehuil aanhieven.
Op de open plek in het bosch trof hun een zonderling schouwspel. Minstens tweehonderd krachtige aap-menschen stonden in marschorde geschaard, allen een stevigen tak tusschen de tanden. Don en San liepen bedrijvig langs hen heen en weer.
— Waar gaat dat heen, Don? vroeg Gerda, verbaasd.
— Ginder woont een onbehaard volk holbewoners, dat aan aapmenschenroof doet. Ik veronderstel, dat de gevangenen slavenwerk verrichten. We gaan hen nu even bevrijden en reizen daarna verder.
— Heb je Rapido gesproken?
— Ja, een oogenblik. Hij zei, dat in het onbeschaafde deel van Rapidolië nog veel voor ons te doen valt.
— Hoe reizen we? vroeg Elly.
— Te Aap, antwoordde Don, leuk.
Meteen boden een aantal sterke Aapmenschen den kinderen hun rug tot zitplaats aan. Weldra zaten allen, Manus natuurlijk op een der voorsten.
— Voorwaarts, marsch! commandeerde Don.
En voort stoof het Aapmenschenleger. Maar niet, zooals Don verwacht had, in eerbiedwekkende marschorde, maar bar wanordelijk óp en dóór de boomen.
Ze sprongen en slingerden zich er doorheen, alsof het geen veldtocht, maa • een spelletje gold. Doch snel ging het en zij, die de kinderen droegen, bleven niet in het minst achter.
Slag tusschen Aapmenschen en Holbewoners.Tegen den avond veranderde het landschap. De boomen werden zeldzamer en daardoor moesten de Aapmenschen steeds grooter sprongen maken. Ten slotte gingen zij nog slechts wat magere boomen en heestergewas voorbij en dat bezweek direct onder die zware wezens.
Plotseling viel de duisternis, zonder voorafgaande schemering. De Aapmenschen wilden gedurende den nacht doorreizen. Nu ze vergezeld waren van de kinderen, dachten zij oppermachtig te zijn. Maar Don commandeerde eenige uren rust.
Niemand had echter slaap en nu zetten de Aapmenschen zich te zamen in gezelligen kring, om net als heusche menschen te babbelen en een beetje op te snijden.
Het gesprek ging hoofdzakelijk over de Onbehaarde Holbewoners. De Aap-
108