Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Titel
Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Jaar
1927

Pagina's
134



me de lust, hun één voor één met een groote kam onder handen te nemen.

—    Dan raad ik je aan, met de kinderen te beginnen, zei Don lachend. Want eerstens zijn die nog niet heelemaal reddeloos verwaarloosd en voorts kun je die beter baas dan de grooten.

—    En dan moest ik de grooten maar aan het werk zetten, bromde Manus.

—    Zou je niet liever met de gekamde kleintjes een schooltje beginnen, Manus ? schertste San. Mij dunkt, in Vrede-Rijk had je er groot succes mee.

Maar als Manus in het ootje werd genomen, verstond hij nooit menschentaal. En trouwens had hij een plannetje bedacht, dat hij buiten de jongens wou uitvoeren.

Gerda en Elly maakten van twijgjes een paar stevige kammen en zochten een tiental Aapmenschenkindertjes bij elkaar. Die waren evenals de grooten over het gansche lijf behaard, dus was er heel wat aan hen te doen.

De kinderen schreeuwden geducht onder die ongewone behandeling, maar hun moeders hadden het te druk met tusschen de takken te buitelen, om op hen te letten. En langzamerhand begonnen ze er vrij wat ordentelijker uit te zien.

Intusschen probeerden Don en San een ernstig gesprek met eenigen der oudste

Aapmenschen. In het begin wou de ernst, trotsch hun ouderdom, niet erg lukken, want ze buitelden, tusschen elke twee woorden, door de lucht. Maar de jongens hielden voet bij stuk en vroegen hen wat voor land en wat voor bewoners verder weg waren.

Al buitelend kwam er nu uit, dat verder weg onbehaarde wezens woonden, die niet buitelden, maar er spelletjes op na hielden, waarbij leven wordt gemaakt. En soms overvielen ze met velen tegelijk de Aapmenschenstam en roofden Aapmenschen mee, om dié hun vreemde spelletjes te leeren.

Don en San konden er niet goed uit wijs, maar hun nieuwsgierigheid naar die andere wezens was zeer groot. Doch de oude Aapmenschen schenen zich niet nog langer te kunnen bedwingen en buitelden weg, tusschen twee scheldwoorden door, aan het adres der menschenroovers.

Toen Gerda en Elly de Aapmenschenkindertjes zoo lang gekamd hadden tot ze geen traantje meer over hadden, dachten zij, dat een frisch bad de kleintjes zou opvroolijken. Ze tooverden dus, evenals in Boomenland, een luchtschip van stammen en takken in elkaar en voeren daarmee, over het bosch, naar het meer.

Daar was zoo iets als een zeeslag aan den gang, onder opperbevel van Manus. Die had een vijftigtal Aapmenschen daarheen gelokt om hun een nieuw spelletje te leeren. En dat bestond daarin, dat ze, bij vijf tegelijk, op een boomstam moesten gaan zitten en die, met de achterpooten roeiend, tegen elkaar in moesten sturen !

Toen een tiental boomen bemand was, klom Manus in een hoogen boom aan den oever en leidde het „spel”. Weldra botsen de drijvende boomen met geweld tegen elkaar en kantelden de Aapmenschen, telkens bij vijf tegelijk, in het water.

106

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.