Elly klemde zich angstig aan San vast en ook Oerda, hoe moedig ze ook gewoonlijk was, werd een beetje bleek. Dat voelde ze wel, maar niemand zag het.
— Stokje vast, stijgen! beval Don. En nu weer zichtbaar!
Weldra zweefden ze een tiental meters boven de hoofden der honderden aap-menschen, die hen met open mond aanstaarden. Zóó verbaasd waren zij een oogen-blik, de kinderen plotseling weer te kunnen zien. Toen brak een algemeen gejoel los.
Daar hief de grootste zijn hand op en allen zwegen. Toen riep hij de kinderen iets toe.
Nieuwe vriendschap.— Versta jij er iets van, Don? vroeg San.
— Oeen letter. Jij, Manus?
Manus grijnsde minachtend, alsof hij die vraag te dwaas vond om er op te antwoorden.
— Door middel van mijn stokje zou ik hem kunnen verstaan, zei Don,
maar dan heb ik kans te vallen. Toch bracht hij het voorzichtig, met beide handen, aan zijn oor. Nu zweefde hij wel onregelmatig, maar viel toch niet.
— Kom dadelijk beneden en geeft jullie over, hoorde hij den Aapmensch nu zeggen. Waar zijn jullie haren gebleven?
Don herhaalde zijn woorden voor de vrienden en die lachten er hartelijk om. Manus blafte zoo schel, dat de Aapmenschen er van schrokken.
— Wat zullen we doen, Don? vroeg Qerda.
Hij aarzelde. Toen klonk plotseling duidelijk Rapido’s stem:
— Zijn gelouterden bang?
— Nee! riepen ze tegelijk.
— Uit den weg, jullie! riep Don naar omlaag. Dalen!
Zij daalden snel. De Aapmenschen stoven uiteen en vormden een wijden kring. Toen ze echter zagen, dat de kinderen rustig op den grond bleven staan, vatten zij weer moed en drongen dichter op hen aan.
— Trek snel een cirkel, raadde de stem.
Don begreep dien raad onmiddellijk. Hij zwaaide zijn stokje in het rond, alsof hij een grooten cirkel in de lucht trok. Toen de Aapmenschen dien.denk-beeldigen kring naderden, schoten er vlammen uit den bodem op, als een ronde muur van vuur.
— Ziezoo, nu zijn we veilig, zei Don. Daar komen ze niet licht door heen. Dat scheen echter maar zoo, want ze poogden nu er over heen te springen.
Velen brandden zich, daar de vlammen hooger stegen, naarmate de Aapmenschen hooger sprongen. Tot een sterke, groote zich niet liet weerhouden en dwars
104