Want, als we de dieren weer omtooveren, vindt er natuurlijk datzelfde oogenblik een massa-moord plaats op al het klein-gedierte.
Daar scheurde een heesche kreet door de nachtstilte, beantwoord door een blaf. Even later zagen de kinderen een prachtigen jaguar, opgewonden van angst, voorbij snellen. Hij werd gevolgd door Manus, die een duinkonijntje in den bek droeg.
— En nu blijf je vannacht bij mij, zei hij streng tegen het diertje, en schudde het door elkaar. Mag jij dien armen jaguar zoo’n angst op het lijf jagen? Geen woord meer, of ik stuur een bos peterselie op je af.
Een erger dreigement kon Manus in de haast niet bedenken.
Manus wil de orde herstellen.Manus stond den volgenden ochtend ongewoon vroeg op, om in zijn eentje door het hoofdkamp van Ezelsrijk te dwalen. Met verschillende roofdieren knoopte hij achtereenvolgens een praatje aan, om hun moed in te spreken tegen de plagende kleine dieren.
Hij wees op hun sterke klauwen en scherpe tanden, toonde hun aan, dat hun angst ongegrond en belachelijk was. Maar niet één begreep hem of durfde hem begrijpen.
Toch was het niet Manus’ bedoeling, dat zij de kleinen zouden gaan verscheuren en opeten. Maar, hij wilde de kleintjes graag een les geven, opdat zij voortaan die plagerij zouden laten.
Den jaguar vertelde hij, dat tien volwassen duinkonijnen in kracht nog niet waren opgewassen tegen één halfdoodgehongerde van zijn soort. De jaguar luisterde naar dat compliment met vochtige oogen en een droevigen glimlach op zijn gezicht. Maar toen Manus hem den raad gaf, moedig het duinkonijntje op te zoeken en eens duchtig door elkaar te schudden, wees hij Manus met sidderenden
poot af. Hij durfde niet.
Even weinig gevolg had zijn raad bij andere dieren. Zelfs de kip, die den leeuw behandelde als een hoop afval en nog erger, viel haast flauw van angst, toen Manus met een regenworm kwam aanloopen. En een kat, die eerst van verwaandheid een hoogen rug zette, toen hij haar vertelde van kattenheldendaden in Holland, liet hem in den steek en ging aan den haal, toen een bromvlieg zich op haar neus zette. Manus dacht er toen over, zijn toe vlucht te nemen tot het tooverstokje, maar liet dat voornemen voorloopig varen-Hij wilde een gunstige gelegenheid afwachten. Dus zocht hij Eenoog op, om. hem het verkeerde van de Ezelswet onder het oog te brengen.
Eenoog liet hem echter niet aan het woord komen. Hij balkte Manus bijna doof met zijn uitnoodiging, den grooten Ezelsproef bij te wonen. De Ezel
98