„Wel, Indiaantjes, wat hebben jullie mijn kindje aan ’t schrikken gemaakt. En ik begreep er niets van, ze riep maar: „Zwarte apen in den tuin Nettie bang!”
„’t Spijt ons erg, dat Nettie zoo geschrikt is,” zei Rob deemoedig.
,,Ik zal ze eens gauw halen, dan kan ze zien, dat hier heusch geen apen zijn,” lachte mevrouw.
Even later kwam ze met Nettie terug, die eerst haast niet durfde opkijken en de schattige blonde krulletjes over de oogen trok.
Doch toen mevrouw haar optilde en zei, dat ’t heusch de kinderen van „hiernaast” waren, gingen de krulletjes een voor een weg en keken twee lieve blauwe oogen vol verbazing de vier roodhuiden aan.
„Dag Nettie,” zei Jo. „Wil je m’n veeren band eens om?” En ze deed de band af en zette die op Nettie’s blonde bolletje, wat een potsierlijk gezicht was.
Toen kregen ze allen een handje van haar en was de vrede gesloten.
„Wat zien jullie er allerliefst uit,” zei Mevrouw. „En wat hebben jullie nu typisch kennis met elkaar gemaakt.”
„Nog niet heelemaal, mevrouw, we waren net bezig,” zei Rob. „We weten alleen nog maar, dat de zwartste Déborah heet.”
„O, maar dan zal ik jullie wel eens vlug alle
69