Maar Tine wees met uitgestrekten vinger naar den schutting.
En toen bleef het vroolijke meisjestroepje eensklaps onbewegelijk staan, terwijl Nettie luidkeels: „moesje, moesje” gillende, naar binnen vloog.
Nu, ’t was dan ook wel een gezicht om van te schrikken.
Onbewegelijk, de donkere oogen dreigend op de meisjes gericht, keken daar vier Indianenkoppen over de schutting.
Loe rolde zoo vervaarlijk met z’n oogen, dat alleen het wit ervan te zien kwam.
Toen kon het viertal zich niet langer goed houden en barstten ze allen in een schaterlach uit.
Waarop aan den anderen kant van de schutting direct een begeleiding van schaterlachjes volgde.
Toen nam Rob het woord:
„Blanke zusters! Ik stel u hier voor het machtige opperhoofd der apachen „Winnetou en zijn vriend en broeder Antinahuel de zonnetijger met hun squaws, Gazelleoog en de Donkere Roos.”
De zes meisjes bogen eerbiedig.
„Wij hebben ons kamp hier opgeslagen en noodigen u uit morgenmiddag in onze wigwam te komen. Wij zullen u dan alle schatten laten zien, die we buit gemaakt hebben op onzen laat-sten bloedigen krijgstocht.”
67'