„Wacht maar even, juffertje ongeduld. We zullen heusch wel wat vinden. Wat zou je zeggen van „de Vlugge Hinde?”
„Hè, neen, Dien is nou al een gazef en nu ik weer een hinde, ’t lijkt zoo op elkaar.”
„Wacht, dan weet ik wat beters. We noemen je „de Donkere Roos”. Die naam droeg de goedkeuring van allen weg.
Dan ging de Donkere Roos in nederige houding voor WTinnetou staan en vroeg:
„Wenscht onze heer en meester, dat wij een maal bereiden voor hem en zijn hoogen gast?” „Zeg, dan moet je eerst bik aan Ant vragen,” zei het opperhoofd, weer geheel uit z’n rol vallend.
Maar Jo liet zich niet uit het veld slaan en zich tol Dien keerend zei ze:
„Kom, Gazellen-oog, laten we ons naar het licht van de keuken begeven, om mondvoorraad te halen.”
„Ga!” gebood Winnetou. „En breng voor Antinahuel het beste wat er te krijgen is. Hij is mijn geliefde en geëerbiedigde gast en samen zullen we alles opbikken wat jullie meebrengen en dan kunnen jullie de restjes opsneezen.”
„Hè, wat is die jongen toch flauw!” zei de Donkere Roos, ofschoon ze d’r lachen niet kon houden.
Juist wilden de squawhs de tent verlaten, toen ze in den tuin van de buren hoorden lachen en praten. Jo stond plotseling stil.
65
Casa Bianca 5.