„Dan maar,” zei Dien half boos, half lachend. „Zeg, vanmiddag na vieren mogen we de veeren banden voor onze Indianen-pakken zien en passen.”
„Wat eenig! Ik hoop, dat we niet veel huiswerk hebben, dan kan ik lang blijven. Misschien haalt oom Wim weer grappen uit.”
Toen Jo om twaalf uur thuis kwam, trad moeder haar al blij tegemoet.
„Nu heb ik toch nieuws van de buren voor mijn nieuwsgierig meisje.”
„Wat dan, moes, toe, vertel ’t gauw,” vleide Jo.
„Nu dan, vanmorgen om elf uur ging mevrouw met Nettie uit, ik was juist in den voortuin met de rozen bezig. Het kleine ding keek eerst naar me en toen kwam ze terug om me een handje te geven. Toen volgde de voorloopige kennismaking met mevrouw. Ze is nog niet geheel op orde, vertelde ze me, maar zoodra alles gereed is, verwacht ze ons allemaal.”
„O, wat eenig!” riep Jo verheugd.
Ze vertelde me ook, dat ze met Nettie naar den trein ging om vier van haar pleegkinderen te gaan halen, de twee anderen zouden vanmiddag komen.”
„En zijn er nu al vier? Hoe zien ze er uit?” vroeg Jo opgewonden.
„Nu, ik zag mevrouw een kwartiertje later met vier aardige meisjes terugkomen. Er was
55