„Doe dan nog eens dien boer na die met U in dienst was,”
Rob en Loe kwamen, toen ze dit hoorden direct aangeloopen, daar moesten ze van meegenieten. En in één verbazing staarde het viertal naar oom Wim’s gezicht, dat plotseling veranderd wras in een dom boerengelaat, terwijl ie zoo prachtig met zijn tong manoevreerde, dat het leek of ie een pruim achter z’n kiezen had.
,,Doar hei-je nou Krelis vaan ’t plaateloand!” zei oom en z’n stem was zóó in-boersch, dat de kinderen het uitgierden van de pret.
„Uw gezicht is vast van elastiek” zei Loe.
Oom grinnikte zoo dom, dat de kinderen het weer uitschaterden.
„Zoo,” zei oom nu weer met z’n gewone stem. „Nu heb ik boete gedaan en ga ik naar binnen.” „En ik ga naar huis” zei Loe, „want ik heb nog een bende huiswrerk te maken.”
„Ja, da’s waar,” zei Rob, we zitten vlak voor de repetitie.”
„Nou, brave zielen,” zei oom Wim, „dan werken jullie vlug alles af en dan gaan we vanavond een klein fietstochtje maken.”
„Wij mogen toch ook mee?” vroeg Jo.
„Nou en óf,” zei oom „en als we dan een eind getrapt hebben, gaan we in een kattekroeg uitblazen.”
„’t Is gewoon reuze,” vond Jo en Dien gaf gilletjes van pret.
45