met het Indianen-heertje. Als Jopie er nu maar niet van droomt,” plaagde oom.
,,0, we worden wel goede maatjes, hij en ik,” zegt Jo lachend. ,,Ik zal hem maar veel aan-kijken, dan wen ik aan hem.”
„En nu heb ik een grandioos plan voor Zater-dag-middag,” zei oom.
„Wat dan, toe zeg ’t gauw,” roepen de kinderen.
„We zullen dan de tent op waardige wijze inwijden. Ik ben van plan, jullie te verkleeden als echte Indianen en dan kunnen jullie in je tent receptie houden.”
„O, wat eenig!” gilden de kinderen opgewonden.
„Mogen we dan ook een vredespijp rooken?” vroeg Loe. „Dat hoort erbij.”
„Als je er inplaats van tabak, theebladen indoet, dan heb ik er vrede mee,” zei oom.
„Ajakkes, smaakt dat niet akelig!” vroeg Rob.
„Wel neen, jong, wij deden ’t vroeger altijd,” zei oom. „En met een beetje verbeelding, rook je een echte pijp, hoor!’
„En krijgen we ook veeren op ’t hoofd?” vroeg Jo.
„Alles al in orde, boonenstaak! Ik heb vanmorgen jullie poelier met m’n hoog bezoek vereerd en die brave borst stuurde vanmiddag al een heele bende veeren. Jullie moeder, die véél te goed voor je is, zal de banden maken.”
43