Jo stond als een klein zondares je tegenover de ziedende Ant. Ze had heelemaal niet meer aan het leeggehaalde kastje gedacht. En de boel lag links en rechts verspreid door haar kamertje. Dat Ant ’t nü ook juist moest zien!
„Ik zal ’t direct gaan opruimen, Ant,” zei ze berouwvol.
,,Ja, derek, derek, dat kenne we! Straks komt dat kind, die Dien en dan zal d’r een boel van opruimen komme. Da blijft weer voor Ant. Die kan d’r eige wel weer in ’t zweet werrekke!”
Jo, die zich al dien tijd erg bedaard had gehouden, werd nu eensklaps korzelig. Die Ant geloofde je ook nooit.
„Ik zal ’t heusch wel doen, hoor! Maak maar niet zoo’n drukte.”
„Hoort nou soo’n pertaal kind! Je most je schame! Ik zal ’t je moeder vertelle!”
„Wat zul je me vertellen?” zei plotseling een zachte stem en mevrouw Tervaart stond in de deuropening.
Met een vloed van woorden begon xlnt haar relaas. En Jo stond er bij met een verslagen gezichtje! Zoo gaarne had ze moeder dit bespaard, die zag er van daag toch al zoo moe en bleekjes uit.
Een snik welde op in Jo’s keel. Ze had moeder nog wel willen verrassen met een keurig opgeruimd kastje, en wat was er nu overgebleven van haar goede voornemens ?
Casa Bianca 2.
17