Arm ding! ze stond daar zoo zielig tegen de keukentafel geleund en liet Ant’s woordenvloed over haar hoofd gaan, zonder iets te zeggen.
„We zullen daar eens saampjes over praten, Jopie,” zei moeder. „En Ant moet nu maar eens gelooven, dat je het kastje heusch netjes zult opruimen. Dat mag dan ook wel in zoo’n keurig onderhouden kamer,” en met een vriendelijk knikje stapte moeder met Jo aan haar arm de keuken uit.
„Verwend nest,” pruttelde Ant. „Ze zal d’r wel weer goed afkomen.”
In de huiskamer ging moeder met Jo op den divan zitten.
„Zoo’n Schatte-moes,” dacht Jo. En ze mocht moeder kalmpjes vertellen waardoor ze haar goede voornemens in den steek had gelaten. Moeder bracht haar onder ’t oog, hoe onaangenaam ’t voor Ant was, een kamer die ze pas een goede beurt had gegeven, zóó slordig te zien.
„Maar ze is altijd zoo zuur, moes en ze wil je nooit gelooven.”
„Je moet maar steeds bedenken, Jopie, dat Ant veel werkt en heel veel moet doen, wat moeder door zwakte niet zelf kan doen. Wil mijn meiske dat in aanmerking nemen?”
„Ja moes, heusch, ik zal er in ’t vervolg meer aan denken.”
„Daar vertrouw ik op, kindje,” zei moeder met haar innige stem en ze gaf Jo een hartelijken kus.
18