Toen ze het kastje opende, rolden de verschillende daarin opgeborgen zaakjes op den grond.
„’t Werd tijd, Jopie,” zei ze met een wanhopig gezicht. „Ik laat ’t nooit weer zoover komen.” Het was niet bepaald de eerste keer, dat Jo zich dit voornam! Ze begon echter kloekmoedig alles plank voor plank uit het kastje te halen en op tafel te leggen.
’t Was een chaos! Boeken, taschjes, doosjes, poppen, ’t lag alles dooreen.
Ze zou dan maar beginnen met den boel te sorteeren. Wacht, eerst de boeken. Ze nam de grootste, mooi-gebonden boeken en schikte ze netjes naast elkaar.
Maar wat was dat! Daar hoorde ze plotseling een rijtuig voor hun deur stil houden. Even aan het raam kijken.
Nee, ’t was niet voor hun deur, ’t was voor Villa Steenpuist. Tsjé! zouden er nieuwe bewoners komen!
Jo keek haar oogen uit om toch niets te verzuimen van het schouwspel.
Uit de coupé stapte een dame. Ze leek nog jong en was heel eenvoudig, doch zeer voornaam gekleed.
„Wat een aardig gezicht,” dacht Jo.
De dame verdween in het huis, waaruit Jo opmaakte, dat ze dan zeker den sleutel moest hebben, want er was geen levende ziel in het huis.
13