86
„Scheepvaart! zeereizen maken! verslag uitbrengen van groote zeereizen!” jubelde het door Pim’s brein.
„Het eerste jaar werkt u natuurlijk zonder salaris, maar wanneer u geschiktheid blijkt te bezitten, zou daarna misschien een salaris van ƒ 40.— per maand toegekend kunnen worden.”
Pim maakte haar eerste tuimeling uit de wolken.
„En ... en wat zouden mijn werkzaamheden daar zijn?” vroeg ze gespannen.
„Het opmaken van lijsten van binnengeloopen schepen en dergelijk werk.”
Pim lichtte niet eens toe, dat ze geld moest verdienen om haar ouders niet tot last te zijn en na gestameld te hebben, dat ze zich haar werkkring op een dagblad anders had voorgesteld stond ze in minder dan geen tijd op de kleine steentjes.
„O!” kreunde het in haar, toen ze langzaam den terugtocht aanvaardde.
„Dat noemen ze journalistiek! Lijsten maken van binnengeloopen schepen!”
Opeens werd het haar helder, dat het mèt eind-examen Gym en het schrijven van eenige niet geplaatste schetsen toch niet zoo héél gemakkelijk zou zijn een baan te krijgen.
En met die wetenschap drong zich tegelijk weer al het vreeselijke bij haar op van het verlies van al wat haar leven zoo blij en mooi had gemaakt.
„Voor mijn part kom ik onder een auto!” dacht ze, maar ze week toch haastig uit, toen een fietsende slagersjongen langs haar heen reed.
„Kon ik maar zijn als Pol,” dacht ze. „Pol, die van dat we thuis zijn bezig is om alles op pooten te zetten voor de verhuizing en die zingend door het huis loopt, of haar het grootste geluk te beurt is gevallen.’'