81
allemaal een opluchting, toen het dien avond tijd werd naar bed te gaan.
Wim, die de zussen nog geen oogenblik alleen had kunnen spreken, volgde hen naar de meisjeskamer, een allergezelligst ingericht vertrek, waar de meisjes altijd hun vrienden en kennissen mochten ontvangen.
„Mooie boel, hè?” Wim liet zich neervallen in een van de gemakkelijke stoeltjes. „Pim, zit niet zoo te blêrrekenl dat maakt de boel voor geen cent beter.”
„Pim, zit niet zoo te blêrreken!’
„’t Is ook zoo ontzettend!” snikte Pim.
„Nou ja, lollig is 't niet, maar tenslotte is ’t voor de ouwe-tjes het ergste. We zullen alle drie poot-an moeten spelen om ze zoo gauw mogelijk van de zorg voor ons te ontheffen.”
„Ja, daar ben ik het volkomen mee eens,” stemde Pol in.
„Ik kan het volgend jaar klaar zijn, als ik een beetje door stoom. Nu ik niet meer in het corps ben heb ik veel meer tijd.”
Wisselend Getij 6