71
Maar mevrouw Weldam was toch niet gerustgesteld, vóór ze wist waardoor Pim gewond was.
„Onvoorzichtig kind,” beknorde ze haar.
„Wees nou maar blij, dat u ons weer terug hebt,” zei Pol. „Is er thee?” vroeg Pim. „Ik heb stikdorstl”
Haar moeder lachte.
„De thee staat al een uur op jullie te wachten. Frisch je nu gauw op en kom dan gezellig vertellen.”
Toen de meisje naar boven waren gegaan, bleef de moeder in gedachten verdiept zitten.
Mevrouw Weldam was een heel knappe vrouw, met voor haar leeftijd wat te wit haar, waartegen de mooie donkere oogen prachtig afstaken.
Haar oogen, die toen ze haar twee dochters omhelsden zoo blij en verrast hadden gestaan, staarden nu moedeloos voor zich heen. Maar toen de meisjes weer binnen kwamen was er niets meer van die moedeloosheid te bespeuren en was ze bezig op haar vlugge, kwieke manier thee voor hen in te schenken. Genoegelijk zaten ze dan met hun drieën bijeen, de klare stemmen der meisjes twetterden dooreen en telkens, in hun zucht om alles te vertellen, trachtten ze elkaar het woord te ontfutselen.
Pol was de eerste, die oplette, dat moeder niet als anders met haar volle belangstelling was bij wat ze vertelden. Ook vond ze er haar mat uitzien.
„’t Zal door de warmte komen, in stad was het natuurlijk om te puffen,” dacht ze.
Pim was bezig aan een opgewonden relaas over Ruth en Stefan, die, heusch moeder, er uitzien of ze uit de Duizend en één nacht zijn weggeloopen.
„Neen,” dacht Pol, „er is iets niet in den haak met moeder. Of ze voelt zich niet goed, öf er is iets anders, dat al haar gedachten in beslag neemt.”
Pim, die steeds doorgerateld had, hield plotseling op.