63
Pim, die even doezelig was geweest door de tuimeling, die ze gemaakt had, sloeg de oogen al weer op.
„Jakkes! bloed!” zei ze, toen ze het bloed opving, dat met een straaltje haar mond inliep.
„Stil maar, we zullen het stelpen,” zei Pol, die bleek van schrik zag. Ruth en Madame kwamen al aangedraafd.
Practische Ruth had water, zeep en een handdoek voor Stefan meegebracht en nadat hij zijn handen flink gereinigd had begon hij Pim, die niet alleen een neusbloeding, maar ook een wondje boven het oog had, te reinigen en te verbinden.
„Stefan in z’n element,” dacht Ruth en het stemde haar weemoedig.
Pol keek eveneens naar het vlugge en handige verbinden van Stefan.
„Nu is hij niet slap!” schoot het door haar brein. „Wat zonde toch.”
„Nou, Pimmelaar, je ziet er uit of je minstens een auto-ongeluk hebt gehad”, lachte Stefan.
„Hou nou maar een beetje je rust, dan is de zaak weer gezond, ’t Is een geluk, dat je niet op je achterhoofd terecht kwam.”
Pim, met twee flinke proppen watten in haar neus en een hoofdverband beweerde, dat ze stikte en ze er die proppen „diet in denschte te douden!” waarop ze haar allen uitlachten, Stefan zei, dat ze dan maar rustig moest stikken en Pol haar voor zand-ruitster uitmaakte.
„Ik da doo diet daar duis!” kondigde Pim aan en ze verzocht om een spiegel.
„Hier ijdelheid der ijdelheden!” Pol reikte haar een spiegeltje over. Pim moest toch wel even lachen toen ze haar opgezwollen neus zag, waaruit aan weerskanten een dot watten stak.