47
„Ja, natuurlijk,” zeiden ze beiden. „We hebben ’m vaak gehoord.”
„Die was zes jaar geleden gelijktijdig met Titia’s familie en ons husje in een badplaats en daar schijnt ie verkikkerd te zijn geworden op Ties.”
„En zij natuurlijk op hem,” stelde Ruth vast.
„O, neen, Titia boomde veel en lang met hem, maar van haar kant scheen er niets te zijn wat op amour leek. Zou jij je Ties verliefd kunnen denken, Pol?”
„Verliefd?” vroeg Pol langgerekt.
„Nou ja, niet mal, overhoop verliefd, maar dat ze op haar ernstige manier heel veel van een man zou kunnen houden, dat geloof ik zeker.”
„Ik kan me Ties niet anders voorstellen, dan met een escadron kinderen ter verzorging.”
„Zou samen kunnen gaan,” vond Stefan.
„Nou ja, zoo bedoel ik ’t niet. Maar zoo echt als hoofd van een inrichting, wat ze nu ook zal zijn. Dè directrice, en naast zich een staf zacht-besnaarde en moederlijke helpsters.”
„Pim, steek er den draak niet mee,” zei Pol wat kort. „Daarvoor staat Titia te hoog!”
„Och, kind, doe niet zoo dwaas, jij kunt geen pretje velen.”
„Stop!” Ruth’s hand ging de hoogte in ter waarschuwing.
„Liefke,” deed Pim aanminnig, „vertel verder van het Kinderhuis.”
„Ja, dot!” schertste Pol terug. „Nou dan, het Kinderhuis, dat nu kant en klaar is en gereed om een veertig kinderen te herbergen staat in een verrukkelijke duinpan, dicht bij het huis van Zus Chita en draagt den naam van „Eibersnest”, waaruit je al direct snapt, dat iedere baby er welkom zal zijn. Er worden kinderen van een paar weken tot en met vijf jaar op genomen en het is er zoo ideaal, dat je een baby