41
„Wat kibbelen jullie veel!” merkte Ruth op. „Jullie spreekt doorloopend in ruzie-toon.”
Pim en Pol schoten in een lach.
„Typeerend kenmerk van onze familie,” lichtte Pim haar in. „We zijn het nooit eens. Vroeger toen onze getrouwde zus nog thuis was, had je ieder oogenblik een formeele oorlog. Zij en Wim zaten mekaar steeds in de haren en wij tweëen maakten ons er gewoon een levens-opgave van Chita te treiteren.
Onze brave Paps is bijna altijd in de contramine en
„’n Echte goeierd zeg! Ze heeft er van alles en nog wat ingestopt”.
moeder is de vredesengel, die alle ruzietjes weer bij legt. Denk nou niet dat we onaardig tegenover elkaar staan. We zijn gewoon dol op malkander en de een zou voor den ander met genoegen door het vuur marcheeren.”
„Ruth kijkt ons aan of we uit een andere wereld komen,” lachte Pol.
„Ja”, zei Ruth langzaam, „’t Lijkt me zoo vreemd toe, dat je mekaar afsnauwt en kibbelt. Dat doe je niet als je veel van elkaar houdt.”