40
vaak gezegd heeft, dat er bezuinigd moet worden. Daar heb je nou Wim, onze broer, die voor dokter studeert. Over twee jaar is hij klaar, maar dan zal hij heusch niet overstroomd worden door patiënten. Onze stad zit vol doktoren. En Pim en ik. We hebben ons eind-examen Gym. achter den rug. Wat zullen we gaan doen? Meesters in de Rechten? best! loop je naderhand met je bul in je zak en je krijgt geen baantje. En je kunt toch maar niet eeuwig afhankelijk blijven van je ouders.”
„Ajakkes, Pol, begin jij nu ook al!” zei Pim wrevelig. „De zon schijnt zoo zalig en we zijn uit, laten we nu alsjeblieft niet zoo zwartgallig zijn.”
„Ze heeft gelijk,” stemde Ruth in. „Laten we genieten van wat we op het oogenblik hebben. Maar, vertel eens van dat Kinderhuis waar je ’t straks over had, dat interesseert me geweldig.”
„O, dat moet Pol maar vertellen, die weet er alles van. Ga ik in dien tusschentijd onze lunch bereiden. Ik heb trek, jullie ook?”
Pim haalde uit de mand alles te voorschijn, wat het zorgzame Madammeke voor hen had ingepakt.
„’n Echte goeierd, zeg! Ze heeft er van alles en nog wat ingestopt.”
Pim spreidde het servet uit, dat boven op de mand lag, lei de broodjes en het fruit neer, plukte wat veldbloemen en zei toen, dat het een vorstelijke lunch was en ze liever droog brood met een bloemetje op tafel had, dan een uitgebreide lunch daar zonder.”
„De mieren lever ik er gratis bij,” lachte Pol, die midden in een mierennest was gaan liggen.
„Pol wees niet zoo onuitstaanbaar. Schud die beesten van je af!” griezelde Pim.
„Maak toch niet overal zoo’n drukte van,” bromde Pol en bevrijdde haar beenen van talrijke mieren.