38
op het ernstige meisjesgelaat. Ja, haar moest het gelukken,
dat geloofde ze ook. Maar Stefan____
Er was iets van het vuur waarmee Ruth sprak op hem overgegaan en ze zag zijn oogen hoopvol oplichten.
„Gaan jullie van België uit direct naar Holland?” vroeg Pol.
„Ja, we gaan voorloopig bij moeder’s broer in huis. We hopen maar, dat het ons gauw lukt een baantje te krijgen, want het is daar een druk huishouden en tante heeft de handen vol met man en kroost.”
„Wat zou het voor een betrekking moeten zijn?” informeerde Pol.
„We kunnen geen voorkeur hebben,” spotte Stefan. „Wat er komt is goed”.
„Ja, maar, waar zijn jullie geschikt voor,” hield de practische Pol aan.
„Voor Stefan zou land-arbeid of tuinbouw uiterst geschikt zijn,” zei Ruth en ze dacht hoe het gezonde spitten en graven hem naar lichaam en geest sterker zou maken.
„Maarten!” jubelde Pim opeens. „Die moet helpen! laat dat maar aan mij over.”
„Pim, Pim,” waarschuwde Pol. „Doe nou alsjeblieft niet zoo overhoop. Je weet heelemaal niet of Maarten een werkkracht noodig heeft. We zouden het in ieder geval kunnen probeeren. Voel je er iets voor, Stefan?”
„Vraag me dat niet,” zei hij zacht. „Ik mag dankbaar zijn als ik zoo iets krijg, want het ligt in de lijn van ons levensplan. Palestina en landbouw gaan goed samen.”
„Heel goed,” vond Ruth. „En als jullie in die richting iets voor ons doen kunt zullen we je heel dankbaar zijn.”
„En jij?” vroeg Pol. „Welke richting zou jij uit willen?” „Noem maar op!” lachte Ruth. „Zoo raar kun je niet bedenken of het lijkt me. Het liefste zou ik bij kinderen willen. Ik ben dol op dat kleine grut. Maar huishoudelijke arbeid