36
gebruiken bij hét leggen van de kaarten en de meisjes-harten te verrukken door de „ongeloofelijke dingen, die zoo heele-maal klopten.”
Pim kennende, had ze al bijvoorbaat geweten, dat er op haar reisje wel iets zou gebeuren, dat Pim interessant zou vinden en dat ze op reis zou gaan was haar ter oore gekomen bij een van haar vriendinnen.
De handige wijze, waarop ze dergelijke dingen te berde wist te brengen, was werkelijk meesterlijk.
„En had ze niet gesproken over een donker uitziend persoon?” dacht Pim, geheel vergetend, dat Miss Knyting haar een langen blonden knaap toegedacht had.
Pol verfoeide al die nonsens, zooals ze altijd zei en kon het niet hebben, dat Pim zich bij iedere kap-séance de kaart liet leggen. Pim verzweeg dus al die belangrijke mededeelingen voor Pol. Maar nu speet ’t haar toch, dat ze Pol deze laatste voorspelling niet had verteld, had ze eens kunnen zien !
Ruth keek eens om naar het tweetal achter haar, nu ze Pim’s vroolijk gebabbel niet meer hoorde.
Ze zag een droomerige Pim en naast haar, met in de verte turende oogen, die niets schenen te zien, Stefan.
„Is dit geen zonnige plek?” riep ze naar Pim, wijzend op een begroeide heuvelreeks, waar tegenover een wijd korenveld lag.
„Ja, eenig!” riep Pim enthousiast.
„Stop, Pol! hier gaan we liggen. Hé sinjeur!” schudde ze Stefan door elkaar. „De trein is aan! Alle passagiers uitstappen!”
Ze vlijden zich neer tegen een berm, om te stoven in de zon.
„Weldadig!” genoot Pim. „Zeg, Pol, we zullen ons best doen net zoo bruin terug te komen als zij.”
„Zal jullie niets aardig staan bij je blonde haren,” vond Ruth.