35
Stefan met over de borst gekruiste armen, bleef turen naar die namen.
„Kom,” zei Ruth, „laten we verder gaan, het plekje opzoeken waar we ons kunnen neervlijen.”
Maar Pim vond opeens Dinant somber en stelde voor een eind door te rijden, tot ze een zonnig plekje hadden gevonden, waar ze dan meteen hun lunch konden verorberen.
Pol raadpleegde haar kaart.
„Rochefort,” zei ze dan.
„Maar geen grotten-gekijk,” commandeerde Pim. „Zon moeten we hebben, volle zon!”
„Wil jij nu rijden?” vroeg Pol.
„Neen, ik rijd den terugweg.”
„Zoo als je wilt, dame!”
Toen Pim tersluiks blikte naar haar buurman, dacht ze, dat ze nog nooit zoo’n somber gezicht had gezien.
De jonge mannen waar zij mee om ging waren allen zieltjes zonder zorg en mocht de een dan wat ernstiger zijn dan de ander, somber was er niet één.
Het had voor Pim een aparte bekoring, dit strakke, bleeke gelaat met de weemoedig blikkende oogen.
„Ik moet „the sun in his eyes” zien te krijgen,” dacht ze en ze vond er iets romantisch in, dat zij hem zou opwekken tot nieuw leven, tot lachen en jong zijn.
„Ik heb het geweten, dat deze reis iets zou opleveren, dat heel interessant is. Buitendien heeft Miss Knyting het me uit de kaarten voorspeld.”
Miss Knyting was de kapster, die Pim’s haren in zoo be-valligen vorm wist te leggen en die tevens de haar-verzorg-ster was van al Pim’s vriendinnen sinds deze gehoord hadden, dat ze de kaart kon leggen. De slanke blonde Miss had een merkwaardig combinatie-vermogen en ze wist op vaardige wijze uit de verschillende meisjes-intimiteitjes, die ze te hooren kreeg haar conclusies te trekken, om ze dan te