21
„Als ze Fransch spreken, doe jij ’t woord. In het begin durf ik nooit,” zei Pim en ze duwde Pol de stoep op.
„Niks hotelachtig,” vond Pol, toen ze te woord werden gestaan door een dienstmeisje, dat beloofde la Patronne te zullen roepen.
„Vóór-seizoen,” lachte Pim. „Een gegalonneerde portier kan er nog niet af.”
„Gelukkig maar, ik houd niets van al die soep!”
Trippelpasjes weerklonken door de breede hall en voor hen stond la Patronne, die hen in gebroken Vlaamsch verwelkomde en zei, dat ze goed ’Ollansch verstond en dit gaarne met haar „callanten” sprak.
Of ze een kamer a deux wilden hebben? Ze konden een magnifique krijgen met aangrenzend een schitterende salie de bains.
„Veel te duur!” waarschuwde Pol zacht.
„Ze hebben natuurlijk nog geen kip in huis,” fluisterde Pim terug en achter het vriendelijke inderdaad wat gezette madammeke aan, stegen ze de mooi gebeeldhouwde trap op.
De kamer a deux was angstig groot en geheel antiek gemeubileerd. De aangrenzende salie de bains bleek een zeer povere badkamer te zijn.
Pim sloeg de balcondeuren open en liet in verrukking de oogen gaan over de uitgestrekte landouwen, de lanen met meidoorns, den beuk opzij van het huis, die een half grasveld besloeg.
„Hier blijven we!” riep ze naar binnen. „Pol, kom toch eens kijken!” >
Maar Pol, die den zakelijken aard van haar vader had, was met la Patronne aan het onderhandelen over den prijs en pas toen ze het hierover eens waren geworden, besloot ook zij, dat ze zouden blijven.
En toen het vriendelijke madammeke weg was, berispte ze Pim: