85
„Meen je ’t?” vroeg Jet verrast.
„Natuurlijk.”
„’t Was oorspronkelijk mijn plan, maar ik durfde het niet te opperen voor jou.”
„En ik, veredeld door jouw wijze woorden, opperde het plan zelf,” lachte Bea. „Nu, we kunnen het best gezellig hebben op onze zolderkamer. Het zal een nieuwtje worden voor de vrienden en kennissen.”
„Morgen tijg ik naar Mevrouw van Vliet, om te zeggen, dat we een geschikt huis hebben gezien en te vragen of zij en zeunlief het nu eveneens gaan bezichtigen.”
„Kun je per telefoon af.”
„Welk een helder ogenblik! Zoek es op, Bé?”
Bea zocht het nummer op en Jet liet haar kousenmand in de steek.
„Ja, mevrouw van Vliet,” hoorde Bea haar zeggen. „Een ruime suite, met erker op het Zuiden. Centrale verwarming? neen, mevrouw,” ze trok een wanhoopsgebaar naar Bea. „O!” Jet’s gezicht helderde weer op. „U houdt niet van centrale verwarming? Zo’n droge warmte, ja, daar heeft u gelijk in, zo’n lachende haard is veel gezelliger.” Ze knikte geanimeerd naar Bea. „Ja, mevrouw, de eigenaar woont er naast, no. 76. Hij is er ’s middags altijd. Ik 'hoor ’t dan wel van u? Dag, mevrouw van ... halloh, ja, mevrouw, u zegt? ... of we al gehuurd hebben? neen, mevrouw, maar het komt in orde, de eigenaar moet nog even informaties inwinnen. Nu...” Jet’s gezicht was één en al geruststelling, alsof mevrouw van Vliet dit zien kon — „Daar zal niets aan mankeren.”
„Gaat ze er heen?” vroeg Bea vol belangstelling. „Vandaag nog,” zei Jet voldaan.
„Ze is er tuk op, hè?”
„Och, ze heeft mij gezien, 5a suffit, hein?”
„Dè grenzenloze pedanterie!” lachte Bea.
Jet, die haar kous weer ter hand had genomen, zei — en