82
mensen op zo’n bureau komen afstormen en ’t lonend zal zijn om daarvoor een kamer af te staan?”
„Waarom heb je dat dan niet direct gezegd?” vroeg Bea en uit haar stem klonk teleurstelling.
„Om het gloeiend enthousiasme van jou en Els niet de kop in te drukken. Ik had een stille hoop, dat ’t wel zou bekoelen en je zult moeten toegeven, dat er de laatste weken minder over gesproken werd. Waar is de kaart, die Els zou ontwerpen? En is Bob teruggekomen op z’n aanbod om het wagentje af te staan?”
„Neen,” gaf Bea toe.
„En voel jij er wat voor om aan te binden met dat luie knaapje Peter? je begrijpt toch wel, dat die de hele dag in Bob’s wagentje rond zou jakkeren en hier heus niet bleef zitten om af te wachten of ie) iemand kan leren auto rijden.”
„Neen,” zei Bea ten tweede male.
„Ik voel me net een ouwe frik, die ondeugende kinderen tot de orde moet roepeh,” schertste Jet. „Maar jullie kunnen ook zo kostelijk door dazen, zonder er bij na te denken, of ’t plan werkelijk levensvatbaarheid heeft.”
„Ja,” klonk het gedwee.
„Als jij er nu tegen opziet,” ging Jet onvervaard voort, „om alleen maar pensionhoudster en niets meer te zijn, dan blijf je rustig in het pension waar je nu zit en gaat door met te proberen een tweede Elisabeth Berquer te worden.”
„Hè, flauw!” Bea, ’n beetje in d’r wiek geschoten, zocht haar troost bij de lange sigarettenpijp, die ze heftig bekauw-de, zonder er een sigaret in te steken.
„Dus?” Jet’s potlood bleef boven het papier zweven. „Moet ik u als pensiongast noteren, dame, of trekt u zich terug uit de N.V.?”
Bea schoot in een lach.
„Ik denk er niet aan!” zei ze dan. „Je zult wel gelijk hebben met alles wat je zegt. Ik kan het niet ineens zo grif