8i
te gaan. Voor m’n eigen gevoel lijkt het of ik wel tien jaar ouder ben geworden en grappig is ’t, dat moeder bij m’n laatste bezoek aan Heerenveen zei, dat ze me veel ernstiger vond dan vroeger.”
„Je bent gerijpt,” zei Jet.
„Gerijpt door teleurstelling en ervaring. Zo is ’t. Ik voel nu echt de behoefte iets te doen, dat me meer bevrediging geeft, ergens m’n schouders onder te zetten, ’t Zal niet gemakkelijk zijn — voor mij althans niet — me te moeten schikken naar de luimen en grillen van anderen, maar ik voel, dat ’t me ten goede zal komen en ’t de enige weg zal zijn. Ik zal proberen je niet tot last te zijn, Jet.”
„Daar ben ik ook geen moment bang voor,” zei Jet hartelijk. „We zullen samen door de moeilijkheden heen trachten te zeilen. Maar nu ter zake, meisje: we hebben — tel es mee — we hebben beneden een suite met een kleine zitkamer. En boven?”
„Een suite met twee zitkamers,” telde Bea op. „Een ruime zolder met twee zolderkamers en verdere bergruimte.”
„Je spreekt als meneer Bleeker zelf,” lachte Jet. „Dus — laten we nu eens aannemen, dat we mevrouw van Vliet met zoon krijgen. Die zullen dan de beneden suite met de aangrenzende kleine kamer moeten hebben.”
„’n Hele klont uit de pap,” zei Bea. „We moeten dan de boven-verdieping maar zo productief mogelijk zien te maken. Zouden Toet en Tom kans zien te trouwen en bij ons in te komen wonen? Wat denk je er van?”
„Toekomstmuziek,” verzekerde Jet. „Daar heb ik geen ogenblik op gerekend.”
„En één kamertje moeten we toch houden voor ons bureau.”
Jet keek haar verbaasd aan.
„Meen je dat nu heus, Bé?” vroeg ze dan. „Heb je er nu niet bij gedacht hoe aardig zoiets zich laat bepraten, maar in werkelijkheid op niets uitloopt? Denk je nu heus, dat de
We slaan er ons door. 6