74
Jet en Bob, die samen gedanst hadden bleven bij hun stilstaan en vingen juist Toet’s laatste woorden op.
„Wat roddelen jullie daar lekker,” lachte Jet. „Over wie hebben jullie het?”
„Toch niet over mij ?” vroeg Bob.
„Wie de schoen..plaagde Toet.
„Jet ben ik een blaag van ’n jog?”
„Je bent een kei van een kerel!” lachte Jet en dan: „Zeg, jongens, weet jullie het nieuws van vandaag nog niet? Weet je, dat ik al twee pensiongasten heb voor de kamers, die we nog niet hebben?”
„Neen!” verbaasde Bea zich en Toet en meneer Numan luisterden vol belangstelling toe.
„Reuze aardig van m’nj baas,” vertelde Jet. „Hij informeerde laatst eens of ik al een baan had en toen vertelde ik hem van onze plannen. Hij beloofde direct aan ons te zullen denken als hij eens wat hoorde.”
„Wat zei hij van de plannen?” vroeg Bea.
„Hij vond ’t geweldig. Maar hij is ’n beetje idealist. Als ie dat niet was en bovendien nog te goed van vertrouwen er bij, dan had de zaak er nu beter voor gestaan. Enfin, om kort te gaan, hij liet me vanmorgen roepen en vertelde, dat hij twee behoorlijk betalende pension-lieden voor ons had. Een niet gemakkelijke, goed gesitueerde dame op leeftijd met een zoon. Eigen meubels, gordijnen en kleden. Is ie effetjes?”
„Wat zei hij er van, dat jullie nog ‘helemaal geen huis hebben?” vroeg meneer Numan.
„O, dat hinderde niets, want ze gaan toch de zomer naar buiten en willen dan tegen September hun intrek bij ons nemen. Nou, als de boel dan nog niet op poten staat kunnen we er wel mee ophouden. In ieder geval hebben we wat en kunnen er met huren op rekenen. Twee slaapkamers op het Zuiden en een flinke zitkamer. Zodra we iets „op ’t oog heb