72
maar Bea zei, dat ze moe was en liet zich neer op een vrije stoel naast meneer Numan.”
„Dat heb je er keurig afgebracht, juffrouw van Heusden,” prees Toet’s vader.
„De eer komt uw zoon toe,” zei Bea, toen Peter zich verwijderd had. „Hij leidt buitengewoon goed.”
„Ja, de jongen heeft het dansen in het bloed, God beter ’t. Jullie moeten met z’n allen hem terug zien te houden van dat krankjoreme idee om danseur te worden, ’t Kan niet schelen, wat ie voor een baantje krijgt, of hoe lang hij moet werken zonder te verdienen, als ’t maar niet in een vak is, dat hem naar beneden haalt.”
„’t Is moeilijk tegenwoordig,” zuchtte Bea. „Maar als ie aan wil pakken, zich nergens te hoog voor voelt, dan zal het misschien wel lukken.”
„Doe jullie je best maar. En als ik helpen kan, dan hebben jullie maar te kikken. Ik heb nog wel een stuivertje achterover gedrukt, dat ik in de onderneming wil steken.”
„Erg vriendelijk, meneer,” lachte 'Bea. ,Maar we stomen op eigen kracht en lukt dit niet, dan varen we niet. Afgelopen!”
„Da’s taal naar m’n hart. Zo spreek je als je jong bent en durf hebt. En meestal lukt het dan ook. Wat zeg je, Toet?” vroeg hij z’n dochter, die tegen hem gebaarde. „Dat ik naar m’n mandje moet? geen denken aan beste meid! ik voel me zo lekker als kip en ik blijf tot het einde toe.”
„Vader wordt overmoedig, net als de kleine kindertjes,” lachte Toet terwijl ze naar hun toe kwam.
„Vergeet niet, kind, dat die huppel-partijen in Indië voor mij een gruwel waren en ik meestal in een hoekje van de voorgalerij zat te pitten, doodmoe als ik was van de afgelopen dag. Dit hier amuseert me, het vermoeit me niet. Laat jij je oude vader nou maar rustig zitten, morgen slaap ik een gat in de dag, dat beloof ik je. Ook aardig,” viel hij zichzelf in de rede, toen hij Til en Peter voorbij zag dansen in een