65
zou me dood ongerust over je maken als je eens ergens niet tegen op zag!”
„Nou niet weer direct zo hatelijk,” vermaande Til hem lachend.
„Is Bé al verloofd?” vroeg hij dan plotseling.
„Welneen!” en dan verwonderd, „weet je dat dan niet eens? heb je haar dan helemaal niet geschreven?”
„Neen,” zei hij kort.
„Ik dacht eigenlijk, dat je vandaag bij haar was en zij je mee hierheen nam.”
„Welneen, ik ben direct naar Bob’s huis gegaan en hoorde daar, dat dit vlijtig jog op kantoor was. Je hadt z’n snuit moeten zien, toen ik ’m om half zes aan de zaak opwachtte!”
„Allicht, zeg! als je ook al die maanden niks van je laat horen en dan opeens uit de lucht komt vallen.”
„Hm! niks voor mij, om prentkaretjes te sturen! ik heb voor jullie allemaal wat in m’n koffer zitten. Jullie moeten er maar om vechten. Wat ik zeggen wou: is Bé nog altijd op de Toneelschool?”
„Ja, maar ik geloof, dat ze met andere plannen rondloopt. Laat ze ’t je zelf maar vertellen.”
„Ik denk niet, dat ik haar spreek.”
O'”
„Wat nou O! je kunt me geloven, hoor! ik ga dat spelletje van al die jaren niet nog eens beginnen, ’t Loopt toch op niks uit.”
„Bé!” riep Els. „Alweer een gast voor jullie „pesjon!” zolang de varensgezel met verlof is kan ie best bij jullie wonen.”
„Wat varensgezel? wat pension?” informeerde Henk.
„Komt er schot in de plannen?” vroeg meneer Numan, die zich bizonder vermaakte met het jong en vrolijk gepraat om hem heen.
„Jet voelt er veel voor,” lichtte Bea hem in. „Niet, Jet?”
We slaan er ons door. 5