49
„Maar vraag niet hoe! met loden schoenen stapt ie naar z’n gevangenis terug. Nou, lieden, ik ga er ook van door. Ik ga nog ’n beetje hondenbeesten tekenen. Er is een klein kansje, dat ik een kinderboek te illustreren krijg, waar verschillende woeven in komen. Nu is er natuurlijk geen hond veilig voor me. Ik ben doorlopend gewapend met klontjes! Bye!”
„Ik ga mee!” riep Til haar achterna en samen verlieten ze het huis.
„Haak in,” zei Els en ze trok Til’s arm door de hare. „Wat schort u, dame? heeft u een overvol hartje?”
„Eigenlijk wel,” lachte Til. „Ik had er bij Bé over willen spreken, maar daar kwam niet veel van. Jet’s belangen zijn veel urgenter.”
„We maken nog een ommetje en dan vertel je me wat er aan de hand is.”
„En je moest tekenen?”
„Nou ja, die blaffers hebben geen haast, dat komt morgen wel. Wat is er nou, negerpop?”
„’t Gaat niet,” zuchtte Til.
„’t Is nog nooit gegaan en toch ging ’t altijd,” plaagde Els. „Och, maak er toch geen grapjes over,” zei Til ’n beetje kort. „Jullie weten ’t geen van allen, wat ik uitsta. Nu heb ik m’n eind-diploma. Goed, en ik heb door moeder’s connecties een paar lesjes. Allemaal prachtig, hoor! schoon ik er ternauwernood m’n kleren van kan betalen. Dat is niet zó erg volgens moeder, want dat kan zij nog wel doen, hoewel ze enige zanglessen verloren heeft. Nog allemaal dingen om dankbaar voor te zijn, want de meesten van m’n collega’s hebben nog geen enkele les. Maar — en dat is de kwestie — ik vind die hele lesgeverij om op te schieten! ik voel, dat ik niet de minste vat op die kinderen heb. Ze lachen me gewoon uit en er is geen land met ze te bezeilen. Ik heb geen geduld voor ze en krijg af en toe lust met mijn potlood op die onhandige vingertjes te trommelen. Daar heb je nu zó
We slaan er ons door.
4