4i
zit-slaapkamer hebben en zich behoorlijk kleden en voeden. Hoe zou ze dit kunnen van zo’n schijntje?”
„Neen, dat is onmogelijk,” gaf Toet toe. „Heeft ze niets om het een paar maandjes mee uit te zingen?”
„Ze heeft een heel klein sommetje, dat ze van haar ouders erfde,” lichtte Els toe. „Als dit op is, is ’t zingen uit. Dat moet ze dus maar bij elkaar zien te houden. En ’t lamste is, dat ze zo’n trotskop is! denk je, dat ze moeder’s aanbod om
„Reuze plans, wat Bé?” schaterde Els.
zolang bij ons te komen wonen, aanneemt? Geen denken aan, hoor!”
„’t Is ook zuur,” vond Til, „al is ’t nog zo goed bedoeld. Zeker, als je gewend bent onafhankelijk te zijn.”
„Maar nou de plans,” zei Els ongeduldig. „Bé, vertel! ’t is jouw uitvinding.”
Bea, die op de divan zat, trok haar benen op, vouwde er de armen omheen en zo, het donkere hoofd gesteund op de knieën — een geliefkoosde houding van haar — begon ze haar relaas.
„Nou, plannen!! ’t Is nog maar een heel vaag idee, waar