37
Lena. Er zijn maar weinig mensen, die alleen kunnen zijn,” peinsde ze voort, terwijl ze zich even neerzette in een van de gezellige, kleine clubfauteuils, die om het ronde, lage tafeltje stonden.
„Tom’s moeder, die kan het. Maar die heeft ook veel doorgemaakt in het; leven en ze 'heeft bovendien een rijk innerlijk. Maatje en Tom’s moeder! twee vrouwen! goeie hemel, wat een verschil.”
Het viel haar ineens op, dat ze „Maatje” zei, terwijl ze zich toch stellig voorgenomen had, het kinderlijke „Maatje” af te schaffen en moeder te zeggen.
„Gek, dat het me nog altijd niet makkelijk afgaat. Ze is toch mijn moeder, al heeft ze me dan wat stiefmoederlijk behandeld. Tom zou zeggen: kun je dat nu nog niet vergeten? zet er toch een streep onder, kind! maar Tom weet niet hoe ik er onder geleden heb, Tom kent niet de angsten, die ik als klein kindje heb uitgestaan, toen ik alleen sliep en bang was in ’t donker. Dan gilde ik om Maatje, die nooit kwam, omdat ze niet thuis was, of omringd door vrienden in de voorgalerij zat. En baboe Nassam, die niet voor m’n deur mocht zitten, omdat Maatje dat verwennen en verpappen vond! Nooit heeft Maatje met me gespeeld, zo geduldig en liefdevol als andere jonge moeders met hun kinderen spelen. En direct was Maatje klaar om me een tik te geven, een nijdige tik op m’n handen, bij ’t minste vergrijp. Hoe heb ik dit slaan van haar toch gevoeld als een schande! als ik kinderen heb, zal ik ze nooit slaan, want ze zouden het hun hele leven voelen als een grievend onrecht. Hemeltjelief, wat zit ik nu weer te graven in een tijd, die voorbij is. En juist, nu ik me voorgenomen heb moeder een beetje te helpen.”
Toet veerde uit haar stoel op, rechtte haar rug en gooide het donkergelokt hoofd fier naar achteren.
„Weg met alle muizenissen! Morgen spreek ik Tom en dan is alles weer goed. En vanavond bel ik Bea op, die al onze luidjes bijeen moet trommelen voor een gezellige avond in den huize Numan.”