34
Peter lachte sarrend.
,£ij zou vader geen gelijk geven! Nou Muschi, heb ik ’t je niet gezegd? We moesten zo nodig Toet laten komen!” „Ja, jij hadt wel eens iets ten gunste van dien armen jongen kunnen zeggen,” vond Maatje. „Hij is zo désolaat! Wat moet hij nu beginnen?”
„Alles beter dan het beroep van danseur. Dat u het niet inziet, moeder, en geen hogere aspiraties voor uw zoon heeft. Ik kan er niet bij!”
„Och, is dat zo erg?” vroeg Maatje verwonderd. „Ik dacht, dat jij zo modern was. Jongens van eerste families zijn danseurs.”
„Omdat ze tot niets anders in staat zijn,” zei onverbiddelijk Toet. „Goeie hemel, Peter, pak je toch eens aan! Ga liever als volontair op een kantoor zitten, dan een dergelijk vak te kiezen. Je hebt toch een heldere kop! je kent je talen. Peter, laat je door me raden. Je komt in het moeras, jongen, als je eenmaal in zo’n sfeer bent.”
Even leek het of Peter met belangstelling luisterde naar het vurig betoog van z’n jongere zuster, dan zei hij onverschillig :
„Ik bedank je lekker, om zonder een cent salaris op een muffig kantoor te zitten. En dan zeker geen cent op zak!” „En vader, die ons zó krap houdt!” steunde Maatje. „Omdat er zulke onzinnige uitgaven zijn gedaan.”
„Zeg eens even,” stoof Peter op. „Als je hier bent gekomen om ons de les te lezen, dan kan je beter ophoepelen.” „Soedah, Peter,” kalmeerde Maatje. „Wij zullen onze erwtjes wel zelf doppèn. Ik heb nog juwelen om te ver-kopèn!”
Toet zuchtte.
„U moet het zelf maar weten,” zei ze dan mismoedig. „Ik zal me er verder niet mee bemoeien.” En opstaande om weg te gaan, zei ze kort:
„Dag, moeder, dag Peter.”