22
ook valt, ik moet aan d’n arbeid. Je blijft natuurlijk hier vandaag? Nou, dan zie je me vanavond verschijnen. Heb je nog iets voor me te doen? brief te posten, telefoontje te geven, iets uit de apotheek mee te brengen? Niets? daar kom ik dan vandaag genadig af. Ik zal je vader maar niet storen, ik zie hem vanavond nog. Dag!”
„Tom!” riep Toet hem na, toen hij al bijna de deur uit was.
Hij stak z’n hoofd weer naar binnen.
„Dat is een eigenschap van jullie vrouwen, om net nog op het laatste nippertje iets te verzinnen!” mopperde hij goedmoedig. „Wat kan ik voor je doen?”
„Och, niets, laat maar,” zei Toet lusteloos.
„Neen waarachtig niet!” hij stond alweer binnen. „Nu zou je in staat zijn me duvels te maken. Spreek! en ik ren!” hij hief haar hoofd op. „Wil ik Bea een telefoontje geven en vragen of ze even bij je oploopt?”
„Graag,” knikte ze dankbaar en haar stem was licht om-floersd toen ze zei: „Ik moet één van de onzen bij me hebben vandaag, als jij er niet bent.”
„Zal gebeuren,” beloofde hij en hij wierp haar een kushand toe.