*5
Haar vader omklemde haar, als een schipbreukeling, die zich vasthoudt aan het enige, dat hem nog redding kan brengen, en met een snik liet hij zijn hoofd op haar schouder vallen.
In dit moment bloeide voor de eerste maal in Toet’s jonge leven, de liefde voor haar vader op en ze was verbaasd over dit innig gevoel, dat ze nooit nog gekend had.
Zacht streelde haar hand over zijn grijze hoofd en haar stem was één en al tederheid toen ze zei: „Wat is het fijn u hier te hebben. We zullen veel samen zijn, vader, u en Tom en ik.”
De zuster was bescheiden genoeg zich op de achtergrond te houden, Maatje en Peter hadden het druk met hun reis-vrienden en de inklaring van de bagage. Niemand lette op het drietal, zoals ze daar dicht bij elkaar stonden. Niemand zag, dat zich daar een vader en dochter vonden.
„U zult hier helemaal opknappen,” troostte Toet hem.
Weemoedig schudde haar vader het hoofd.
„Als jij nu eens met je vader en de zuster naar het hotel ging,” stelde Tom, die zag hoe de aandoening dokter Numan te machtig werd, voor. „Dan kom ik met je moeder en Peter na.”
Tussen hen in brachten ze hem naar de wachtende taxi en Tom spreidde met liefderijke hand de plaid over dokter Numan’s knieën.
In de hotelkamer wachtte tante Lena, die verkozen had hem daar te verwelkomen, haar broer op.
Even gleed een blik vol spot over dokter Numan’s gelaat, toen hij z’n mondaine zuster terug zag, die hij verlaten had als een modest, jong meisje en die hij verwacht had terug te zien als een al grijzende vrouw van middelbare leeftijd.
Toet, die zijn blik zag, dacht vermaakt, hoezeer ze op dit ogenblik zichzelf in hem terug zag en ze begreep nu, dat ze die spottende kant in haar wezen van geen vreemde had.
„Wel, Leentje,” hoorde ze haar vader olijk zeggen, „je