i4
handen, die op de plaid lagen, beefden een weinig.
„Wat een knappe dochter heeft u,” zei vriendelijk de zuster.
Hij knikte.
„Ze lijkt niet veel op mevrouw,” vond ze.
„Neen!” het klonk bevrijdend, alsof hij ergens bang voor was geweest.
Ze waren een der laatsten, die van de loopplank kwamen, want dokter Numan, gesteund door de zuster, liep langzaam en wilde niet tussen de opdringende passagiers.
„Dag Toe-oet, dag kind!” deed Maatje uitbundig, toen ze tot Toet genaderd was, en ze trok het meisje, dat als een ijsblok was, naar zich toe. „Jij ziet er goed uit. Is dat jouw Tom? Wat zeg jij van Peter? jullie hadden elkaar niet herkend wel? Peter is zó groot, zó’n man, ja? even voorstellen: vrienden van ons, die met verlof zijn — mijn dochter en aanstaande schoonzoon, Tom, ach ja, hoe heet jij ook weer? Mertens, ja, Mertens! meneer en mevrouw Greter. Heb jij kamers in het hotel voor hun besteld, Toet? Is vader er nog niet? kassian, hij loopt zó slecht. Mevrouw Greter, kijk eens,” ze wees naar een slank, jong meisje, dat een coquet modern hoedje op één oor droeg. „Dat is het nieuwe model hoed. Enig, ja? wij moeten gauw hoeden kopen.”
Toet’s gezicht verstrakte hoe langer hoe meer. Het was, nu ze Maatje hoorde ratelen, of alles om haar heen vervaagde, ze weer in Indië was, dood moederziel alleen.
„Je vader, kindje,” zei Tom zacht, nu hij dokter Numan zag naderen. „Laten we gauw met hem gaan zitten, hij ziet er zo moe uit.”
Toet zag hem nu pas, haar ogen hadden ver weg gestaard. Ze ging naar hem toe, met al de reserve, die ze vroeger had als ze bij hem kwam om iets met hem te bespreken.
„Vader, welkom in Holland.”
Toen gebeurde het wonderbaarlijke, dat, wat Toet, sinds dien, nooit meer uit de gedachte zou gaan.