HOOFDSTUK IV.
Toen de badgasten, die in het dorp woonden, zich op dien zonnigen morgen naar het strand begaven, zagen ze voor alle winkelruiten groote witte plakkaten hangen, welke ook al voor de ramen van het Bureau voor Vreemdelingen Verkeer hingen en in het kastje op het terras van het Bad-Hotel, waar alle publieke vermakelijkheden in vermeld stonden.
„Alweer strandfeesten?” vroeg men zich af.
En dan verheugd: „O, hoe eenig! daar gaan we heen, zeg!”
Want op dien avond zou het concert plaats vinden, waarop Egon Peltz en Kurt Fischer, de groote artis-ten, zoo bekend bij het kunstminnend publiek, op zouden treden in „het Groene Duin”. Men vond het vreemd, dat dit optreden niet plaats zou hebben in de concertzaal van het hotel, maar men verdiepte er zich verder niet in.
Wel informeerden de hotel-gasten bij den Gérant, maar deze lachte eens, en zei, dat ze vooral naar het concert moesten gaan, want, niet waar, het ging toch om het goede doel. Dus dromden dien avond alle badgasten naar „het Groene Duin”, waar aan den ingang van de groote café-zaal Titia van Eerden en Eef zaten, die kaarten verkochten.