55
En dan, we zijn niet geheel vrij, niet waar, Kurtel? we hebben ons woord al eerder gegeven voor een concert in ,,Het Groene Duin"."
„Ja, dat is waar ook,” stemde Kurt toe en Friedel, een heimelijk lachje om de lippen zei:
„En het honorarium is van dien aard, dat de jongens het absoluut niet mogen afslaan.”
Friedel Fischer sprak altijd over „de jongens” en 't was grappig haar dit te hooren zeggen, waar beide „jongens" een stuk ouder waren dan zij.
„Wel allemachtig!” viel Tom uit. „Kan die Groene Duin-waard zooveel geld missen? En wat een Frech-heit van zoo’n vent om u te vragen in zijn café te spelen. Waar sprak U hem?"
„We spelen nogal eens een partij biljart bij hem," zei Egon Peltz. „Als we genoeg hebben van jullie geschreeuw en gelach, dan trekken wij ons terug in het Groene Duin en dan wordt er een serieuse partij biljart gespeeld, 't Was op een van die middagen, dat de Groene Waard, ach neen, de waard uit het Groene Duin ons vertelde, dat hij op een avond voor Kurtel's huis had staan luisteren toen hij en ik musiceerden," „Wordt er dan wel eens muziek gemaakt? O, waarom mogen wij nooit eens luisteren? We voelen ons achteruit gezet! Wanneer was dat dan?"
„Kinderen, kinderen, seid ruhig! Als Kurtel en ik spelen, of liever gezegd samen studeeren, liggen jullie allang op één oor. Dan is de rust weergekeerd en in die Goddelijke Stilte is het een genot voor ons beiden nieuwe werken door te nemen,"