32
Toen ze weg ging zag zij ze ook weer samen in den tuin zitten.
Eigenlijk wel prettig voor moeder, want die had bijna nooit iemand, die zich wat met haar bemoeide. Hè, het was op dit plekje wel heerlijk koel, een knappe jongen, die haar uit haar stoel kreeg."
„Hallo! Titia!" riep een welluidende stem.
Het hek van de tennis-baan knarste, en binnen stapte een bruin-gebrande jonge man in zeiltenue.
Titia, den bal missend, dien ze had moeten raken, riep verheugd:
„Tom, ben je daar al? Leuk, zeg!”
Chita richtte zich even op, om te zien wie daar binnen kwam, liet zich dan weer loom terug vallen in haar stoel.
Het spel werd gestaakt. Titia stelde haar broer aan Eef voor.
Wim en hij begroetten elkaar als goede bekenden.
Tom vertelde, dat hij met een vriend gezeild had op de Friesche meren.
Titia, een blik op Chita werpend, zei:
„We moeten juffrouw Weldam maar niet in haar rust storen. Straks kan ik je voorstellen. Speel je met ons mee, Tom?"
„Graag! dan ga ik me even opfrisschen en haal m’n tennisboel."
Hij liep terug, langs Chita, sloeg even een blik op het meisje, dat schijnbaar sliep.
De lange, donkere wimpers wierpen een schaduw op de zachtrose getinte, bruine wangen en Tom