28
„Knor maar niet! Ik moest moeder helpen afwas-schen!"
Chita wierp tersluiks een blik naar het tafeltje naast haar. Die Eef! 't was of ze ’t er om deed! wat kon ze toch in-burgerlijk doen. Wat ging het nu een ander aan of ze moest afwasschen. Goed, dat vader er niet bij was!
Eef, het terras opstappend en Titia van Eerden ontwarend, had direct Chita's ontstemming door, „Hallo! Titia!" galmde ze, „Wat zit jij daar in je eentje te koekeloeren! ga mee tennissen met ons."
Eef genoot inwendig van de verbazing van Chita en Wim, Die wisten natuurlijk niet, dat Titia van Eerden en zij elkaar nader hadden leeren kennen door de van Harens,
„Ik wil heel graag," zei Titia oprijzende en zich naar het andere tafeltje begevend,
„Ik hoef niet voor te stellen, wel?” vroeg Eef, Chita eveneens oprijzend, vriendelijk doende, schoon ze Eef had kunnen villen, zei:
„We hebben elkaar op dansles ontmoet, U kent m’n broer?”
„Onze kennismaking dateert van de Varsity," lachte Wim, „Bij bewolkten hemel en veel wind. Kan ik uw racket ook halen?”
„Dank u, ik moet toch m'n tennisschoenen nog aandoen. Ik kom zóó terug,”
„Jakkes, Eef!" knorde Chita, toen Titia weg was gegaan, „Wat een inval van jou, om die drakerige goudvisch te vragen,”