17
Dit gejaagde trippelen stemde Chita altijd wrevelig.
Hoe kon moeder zich zoo laten overheerschen. Hoe weinig zelfstandig was ze. Zou ze zich toch maar eens schrap zetten tegen dat ellendige baas spelen van vader, 't zou voor hen allen beter zijn.
Aan hun tafel, ze hadden al vier jaar een van de mooiste plaatsen, met uitzicht op zee, vonden ze de tweelingen en Wim. Pol had een van de ronde botertjes, die op een kristallen schaaltje prijkten, boven op haar wat te breeden neus gezet, en Pim hing uitbundig lachend in haar stoel, Wim las een short story, waarin hij geheel verdiept was.
„Kun jij er niet eens op letten, dat die kinderen niet zoo onhebbelijk doen?" mopperde meneer, terwijl hij Pol een draai om haar ooren gaf, die het botertje op den grond deed glijden, waar het opgevangen werd door Mouche, die geen boter kon verdragen. Mevrouw zuchtte en nam zich voor Mouche maagzout toe te dienen.
Chita keek verveeld de zaal rond.
„Allemaal oude menschen,” pruttelde ze.
Wim, z'n vader’s kwade bui voelend, zei langs z'n neus weg:
„De van Eerden's logeeren hier ook."
„Wat zeg je?” deed zijn vader verrast. „Waar zitten ze?”
„Twee tafeltjes verder. Kijkt u nu niet direct, want mevrouw taxeert juist moeder's japon."
Wending. 3