15
van wachten houdt. En i k krijg natuurlijk weer de schuld. Je vader wil nu eenmaal, dat er regel is. Als dat hier weer zóó begint...
„O, moeder, houd op! Vader zal niet van honger omkomen. En buitendien, hij is er nog niet eens!"
„ Vader zit op het terras. Ga hem gauw halen. Toe, nu, Chita."
Eef, die niets van dergelijke schermutselingen tus-schen moeder en dochter hield, nam afscheid.
Met booze oogen slenterde Chita het terras op, waar haar vader in de vriendelijkste stemming ter wereld met een heer en dame zat te praten.
Het is weer als altijd, dacht het meisje. Vader speelt op tegen moeder, loopt nijdig weg, als een boudeerend kind, dat z'n zin niet krijgt, moeder zit in zak en asch en even later heeft hij een bui als een wolkenlooze hemel.
„Als er maar vreemden bij zijn," prevelde ze binnensmonds.
„Ah, Chita!" een armzwaai naar haar kant. „Kom eens hier, meisje."
Chita, gedwee, koerste naar het tafeltje waar haar vader zat.
„Mijn oudste dochter," stelde hij voor. „Meneer en mevrouw van Haren."
„Is dat nu Eefje's vriendin?" vroeg een prettige stem en Chita keek in de peilende, maar vriendelijke oogen van mevrouw van Haren.
„Eef heeft ons al zooveel van u verteld, dat we ’t bepaald prettig vinden u te leeren kennen."