123
„Titia?" vroeg Egon Peltz verwonderd, toen hij het meisje van boven zag komen,
„Ga jij niet mee ons uitgeleide doen?”
„Neen, Professor, ik blijf bij Chita, Mevrouw Weldam ligt wat te rusten, ze heeft zoo'n erge hoofdpijn. Ik kwam u juist even goeden dag zeggen en zal u uit Chita's ramen nawuiven. Toe, komt u allemaal nog even voor haar ramen staan?"
Toen drukte Egon Peltz met kracht haar beide handen en haar diep in de oogen blikkend, zei hij: „Grüsz Gott, Titia en mogen al je idealen verwezenlijkt worden.”
Hij keerde zich snel af en even schoot het door aller brein dat: „de Prof" het te pakken scheen te hebben van Titia,
Titia voelde zich heel even verward en na een hartelijk afscheid van de Fischer’s genomen te hebben, liep ze vlug naar boven.
Voor het raam van Chita's kamer stonden de beide meisjes en Titia had haar arm geslagen om Chita’s tengere schouders.
„Daar komen ze," zei ze zacht.
Op het terras, in de nog koesterende najaars-zon stond het heele troepje bijeen.
Friedel trad naar voren en haar parapluie als gitaar gebruikend, zong ze guitig naar boven:
„Darf'i, darfi, dirn’1 lieben?" tot afscheidsgroet. Egon en Kurt, de slap-gerande hoeden zwaaiend, riepen:
„Grüsz Gott, auf wiedersehen!”