111
heeft een longontsteking met stevige koorts. Dat mag ik wel! ik houd niet van pneumonietjes met kwakkel-koortsjes, Meneer Weldam, tot genoegen.”
„Zoo'n draak!" barstte Tom los.
„Zoo'n ongevoelig stuk dokter! H ij mag dat wel! Zou je den vent niet villen?"
Titia kwam van boven geloopen.
„Waar kom jij vandaan?” snauwde hij haar toe. „Van Chita," zei ze kalm.
„Van Chita?" ze vroegen het in koor. Titia zette zich bij hen neer en vertelde, dat ze met dokter Boomstra had afgesproken, dat ze tezamen met Chita’s moeder de verpleging op zich zou nemen.
„Gekkenwerk!" vond Wim, weinig dankbaar. „Waarom komt er geen verpleegster?”
„Zou jij het leuk vinden, als je in een vreemd huis ziek werd, door een vreemde verpleegd te worden?” vroeg Titia, „Chita vindt het wat fijn, dat je moeder bij haar is en ze is ook blij, dat ik kom om je moeder af te lossen,"
Eef zat sip te kijken en maakte zichzelf een verwijt, dat zij zich niet had aangeboden om Chita te verplegen,
„Ik heb hier niets te verzuimen," ging Titia voort, „Chita zou Eef natuurlijk nog liever bij zich hebben, maar we weten allemaal wel, dat Eef thuis niet gemist kan worden. Wat is er dus eenvoudiger, dan dat ik het doe,"
„Vinden je ouders het goed?" vroeg Wim, wat ver