108
en de poeders. Morgenochtend kom ik uw dochter bezoeken.”
Toen de dokter weg was, woedde er een orkaan, want Pa Weldam, trachtend de oude macht te herwinnen, eischte heftig, dat eens en vooral besluiten door hem genomen zouden worden.
Maar zijn vrouw zette zich schrap, en bleef bij haar besluit om Chita zelf te verplegen.
„En denk je dan, dat ik maar geloof, wat zoo'n bad-dokter vertelt? Ik laat een long-specialist uit stad komen en daarmee basta.”
Mevrouw Weldam, was toch wel blij met dit besluit, en toen ze haar man zei, dat ze het hierin heele-maal met hem eens was, luwde de storm en maakte hij zich op om te telefoneeren.
In de hall werd hij opgevangen door vele belangstellenden, want het gerucht van Chita's ziekte had zich als een loopend vuurtje verspreid.
De van Haren's, die dokter Boomstra heel goed kenden, zeiden dat Chita bij hem in de beste handen was, maar mevrouw van Eerden raadde een bekend specialist aan en dit gaf natuurlijk den doorslag.
Dus werd met dokter Boomstra geconfereerd, die gaarne bereid was in consult te treden met den specialist.
De kring zat baloorig bijeen.
„’t Is toch al zulk somber weer,” klaagde Tom, „en nu Chita ook nog ziek, Bah! wat een pech!”
„Voor haar toch het ergste,” vond Titia.
„Wat zal mevrouw Weldam overstuur zijn,” zei