102
er nu al tegen opzien. Chita is zoo roekeloos.” „Maar je moet er niet tegen opzien, bange haas! Je was al zoo mooi op weg om wat flinker te worden, nu ga je weer alles bederven."
„Omdat m'n voorgevoel me zegt, dat „Och, jij met je voorgevoelens! hecht daar toch niet zoo aan, Mijn voorgevoelens zijn nooit van z'n leven uitgekomen. Als dat waar was, dan had ik nu een heelen troep kinderen en inplaats daarvan heb ik er geeneen, Neen, Coba, zeg nu maar niet: „die ze niet heeft hoeft ’t zich niet te beklagen,” want dat liedje hebben ze me al duizendmaal voorgezongen.”
„Dat zou ik je heusch niet gezegd hebben. Want niemand voelt beter dan ik, dat al die roekelooze, eigenzinnige beter-wetende kinderen toch je heele rijkdom uitmaken, Met al hun gevit en gekibbel.... ach neen, Mies, laten we over iets anders praten.” „Lief moederdier, denk je me te hinderen met je gedachten uit te spreken? Zeg het maar gerust, dat je je kinderen, al zouden ze ook nog zoo slecht zijn, niet in je leven zoudt willen missen. Een huwelijk zonder kinderen is bijna altijd een half huwelijk. Het is geen honderd procent, Co, want het beste ontbreekt, Maar als man èn vrouw hun ouderliefde dan maar kunnen concentreeren op iets anders, dat óók de moeite van het liefhebben waard is, dan” ... .ze keek met volle liefde in haar oogen naar haar man, die met eenige heeren een eindje van hun afzat.... „dan is ook een kinderloos huwelijk rijk gezegend.” „Jullie bent een paar prachtige menschen," zei met