11
„Rustig laten kreukelen. Ik ben nou eenmaal een slons. En jaag me alsjeblieft niet zoo op, laat me even bekomen van dezen feestelijken morgen, waarop moeder ons vóór dag en dauw het bed uitjoeg, want anders kwamen we niet op tijd weg! — net of dat wat gehinderd had — en toen we allemaal slaperig en wel, klaar stonden, liet vader ons anderhalf uur wachten, want h ij had gezegd, dat we om elf uur zouden weg rijden, en moeder hield vol, dat hij half tien had gezegd, waarover ze den heelen weg door gezaagd hebben.”
„Wat is het weer erg met je,” lachte Eef. „Ik was ook vroeg op en ik heb de huiskamer gedaan en peulen afgehaald, en toen ben ik op een holletje naar hier gegaan en heb eveneens ruim een uur op het terras zitten wachten, want jij schreef dan toch maar, dat jullie om elf uur zoudt arriveeren, en het was twaalf toen de kar met Weldamschen inhoud voor het hotel aanlandde.”
„Nou, dan hadden we 't maar weer eens allemaal mis. Komt meer voor in ons wonderlijk gezin,"
„Geef je sleutels, luie Madam, zal ik me maar weer eens over je Gepack ontfermen,”
„In m'n tasch,” zei slaperig Chita, en het donkere hoofd vlijde zich in de donzige kussens.
Uitpakken, en den boel keurig in de kasten bergen, was een kolfje naar Eef’s hand, en de sleutels uit Chita's tasch opvisschend, begon ze de koffer-kasten te ontpakken, Geen greintje jalouzie was er in haar hart, toen ze de mooie en moderne toiletten