en nemen de verschillende werktuigen in beslag.
Ambro zit reeds boven in een paal en zwaait met zijn pet naar het gezelschap beneden hem.
„Denk om je beste broek,” roept Paul de voorzichtige.
„Hij kan er tegen,” roept Ambro overmoedig. De dikke Puckie houdt op een wip evenwicht met twee tengere meisjes, die hij telkens met een bons naar beneden laat vliegen, waarop ze ernstige gilletjes uitstooten.
„Niet zoo wild,” laat mevrouw telkens waarschuwend hooren.
„Ik ga op de fietsenmolen,” roept Chris en
Ambro, die ’t hoort, laat zich vlug als een aap naar beneden zakken en gevolgd door Karel en Paul gaan ze op den draaimolen af.
Ze nemen elk op een fiets plaats.
„Hij draait op rails,” roept Ambro. „Trappen jongens!”
Met groote inspanning weten zij beweging te krijgen in den fietsmolen.
75