„Ik zal je! rooje vuurtoren!” schreeuwt Karel woedend.
De vechtersbazen maken een helsch kabaal.
Ambro meent de zaak te kunnen redden door het electrisch licht uit te draaien. Maar in ’t donker wordt de strijd voortgezet en timmert Karel met een spiksplinternieuwe dansschoen op z’n be-leediger los.
Plotseling gaat de deur open en hoort men angstige vrouwenstemmen vragen wat er toch gebeurt en waarom het licht uit is.
Dan wordt het licht opgedraaid en staat juffrouw Hesterman midden in de kamer.
Het is een lange dame, met een scherp vogelgezicht. Ze is heel deftig gekleed, in een ruischende zijden japon, die haar eenigszins wesp-achtige gestalte nauw omsluit.
„Wat is dat hier voor een kabaal,” zegt ze boos.
„Ze maken kennis met mekaar, juffrouw,” lacht Ambro.
„Schandelijk, schandelijk,” zegt de juffrouw verontwaardigd.
,/t Wordt tijd dat jullie nette manieren leert, men zou bijna zeggen, dat jullie uit een achterbuurtje kwaamt.”
„Kalm maar, juffrouw,” sust Ambro.
,/t Is al gedaan.”
De beide ruziemakers laten elkaar los en zien er, nu fel beschenen door ’t electrisch licht, zeer onbetamelijk en gehavend uit.
50